Emile-en-Defny-reizen-naar-NewYork-en-SanFransisco.reismee.nl

Vrijdag 09 september 2016

Dit motel waar we nu logeren heeft geen ontbijtfaciliteiten (wisten we bij het boeken al) dus hebben we lekker onbeteten bij Denny's. Das een groot restaurant wat direct naast ons motel staat. Het is 24 uur per dag open voor ontbijt, lunch en diner. We hebben allebei een heerlijk ontbijt uitgekozen. Het was trouwens echt veel voor 1 persoon. Morgenochtend delen we er 1. De koffie en thee is met refill dus de obers vragen je regelmatig of je nog koffie of thee wilt en zo ja dan schenken ze voor je in.

Na het ontbijt zijn we opgehaald door Patricia (haar zus Jenny was er deze keer ook bij) en zijn we naar de velddienstbijeenkomst gereden bij de koninkrijkszaal. Broeder Spielman (dat is degene waar ik afgelopen maandag een velddienstafspraak voor vandaag mee heb gemaakt) leidde de actie. Na de actie en het indelen ben ik op pad gegaan met deze broeder van 69 jaren. Eerst zijn we even naar zijn huis gereden (er was iets met zijn gootsteen en die was iemand aan t repareren) en toen hebben we de lectuur gebracht naar de tafel die in het winkelcentrum staat (zie verhaal van donderdag 8 september) en ik heb het nog uitgestald op de tafel (aan de hand van de foto die ik gisteren had genomen bij de zusters ) terwijl broeder Spielman met een andere broeder (uit een andere staat) aan het praten was. Ik begreep een paar minuten later dat broeder Spielman normaliter alleen de lectuur brengt en dat de zusters de lectuur uitstallen. Extra service vandaag dus. Na deze 2de tussenstop zijn broeder Spielman en ik naar een bijbelstudie gereden (broeder Spielman heeft deze man (Rene genaamd) een paar maanden geleden onmoet bij een busstop en we gaan nu voor de 2 of 3x met hem studeren. T eerste plan was om met ze 3en op de veranda te zitten maar al snel gingen we binnen zitten want t is echt HEET!. Na t gebed van broeder Spielman begonnen we aan hoofdstuk 2 van het boekje: Wat leert de bijbel echt. Broeder Spielman viel 2x in slaap tussen de studie dus dat was wel effe apart want dan stelde hij de vraag en Rene gaf het antwoord maar daarna kwam er geen reactie meer van broeder Spielman. Die ontwaakte dan weer en keek effe naar rechts waar ik zat en ging verder. Later had Rene een vraag en die heb ik aan de hand van de bijbel en de Wachttorenstudie van afgelopen zondag kunnen beantwoorden. Rene woont in een huis met zijn zus en zijn moeder. Zij moeder zit in een rolstoel want ze is gevallen in de badkamer. Rene vertelde dat hij veel problemen (gezondheid maar ook andere) had en ik zei dat Jehovah in de toekomst al onze problemen oplost en dat in de tussentijd Jehovah ons de kracht kan geven om met onze problemen om te gaan. Aan het eind van de studie heb ik gebeden (in t engels) en na t afscheid met Rene zijn we naar de Koninkrijkszaal gereden. Ik heb wel even gevraagd aan broeder Spielman of het autorijden geen probleem is aangezien hij 2x tijdens de bijbelstudie in slaap was gevallen maar toen zei hij dat hij nu wakker was. Ok dan. Trouwens even eerder had broeder Spielman verteld dat hij 6 jaar was toen hij met zijn vader, moeder en zus in een auto zat en er een tegemoetkomende auto (met een dronken bestuurder) of ze inreedt en hij letterlijk zag dat ze vader de laatste adam uit blies. Hij, zijn zus en moeder hebben het overleefd. Een paar jaar geleden heeft broeder Spielman zijn vrouw in de dood verloren na een huwelijk van meer dan 40 jaren. Hij mist haar heel erg. Hij is pas begonnen met pionieren en hij ziet er naar uit haar te ontmoeten in het paradijs. Broeder Spielman was getrouwd met een donkere zuster maar toen zij trouwde in 1956 was dat in sommige staten nog niet toegestaan (mixed couples). Daarom was er zeg maar een klik op het moment dat broeder Spielman en ik elkaar ontmoette afgelopen maandag. Vandaag vroeg hij mij hoe er werd gereageerd op het feit dat ik met een donkere vrouw (ook zuster) trouwde in ons land. Ik zei m dat het geen probleem was.

Broeder Spielman heeft me afgezet bij de Koninkrijkszaal omdat ik daar Defny, Patricia en Jenny weer ontmoet. Ik heb nog even gesproken met een andere broeder, foto gemaakt, emailadressen uitgewisseld (hij vind t leuk om meer te weten te komen over Holland) en even wat geschreven op mijn laptop maar toen kwamen de zusters er al aan.

We zijn gaan lunchen bij Build your own pizza. Je kan alles zelf kiezen wat je op je pizza wilt. Ze maken hem dan direct klaar (dat zie je ook) en na een paar minuten komt hij al dampend uit de oven. De pizza was heerlijk. Defny en ik hadden er 1 genomen met alle soorten vlees die er maar waren en een paar lekkere andere i ingrediënten. Daarna zijn we even naar het Huntintongsbeach gereden en effe met onze velddienstkleding en hoed over het strand gelopen.

De middag heb ik doorgebracht in het zwembad. savonds was ons afscheidsdiner met Patricia en Guillermo en Jenny (zus van Patricia) en haar man Ceasar was er ook bij. Tijdens het eten bleek dat Ceasar de ervaring van de oma van Defny (van haar vaders kant) die in 1987 in de Wachttoren werd gepubliceerd (het artikel vind je onder dit verhaal) met heel erg veel belangstelling had gelezen toen het werd gepubliceerd. Ceasar was toen net een jaar gedoopt en het verhaal van de oma van Defny had heel veel raakvlakken met zijn leven voordat hij in de waarheid kwam. We hebben nog een hele poos met deze lieve broeder gesproken, (op de parkeerplaats voor het hotel). Hij en zijn vrouw hebben in Nicaraqua als zendelingen gediend en hebben jarenlang op Bethel Brooklyn gediend.

Na het eten en het praten op de parkeerplaats hebben we afscheid genomen van Quillmero, Jenny en Ceasar. Ik heb Guillmero hartelijk bedankt (en ja ook geknuffeld) voor alles wat ze voor ons hier in LA hebben gedaan. Toen hij wegreed zei ik i see you in paradise. Hij zei: No in Holland.

Patricia zien we morgen nog. Zij brengt ons van ons hotel naar het centrum van LA. Daar nemen we de bus naar Las Vegas / Nevada. We verlaten California (trouwens jullie vergeten te vertellen dat er hier bijna dagelijks aardbevingen zijn. Ze zijn dan wel minder dan 1 op de schaal van richter maar toch!). Oja en het is hier heel erg warm maar in Nevada nog veel warmer. Woestijn. Maar dat lezen jullie binnenkort.

(hieronder de ervaring van de oma van Defny: Lintina van Geenen, gepubliceerd in de Wachttoren van 1987, 1 september bladzijde 7-10.:

Ontworsteld aan het juk van het spiritisme

TOEN ik een meisje van veertien was, werd mijn familie door de ene ramp na de andere getroffen. In die tijd begon een kwaadaardige moordenaar mijn bloedverwanten uit te roeien. Zijn eerste slachtoffers waren de kinderen van mijn zuster — alle negen. Vervolgens was haar echtgenoot aan de beurt. Kort daarop vermoordde hij ook een van mijn zusters. Er volgden nog vier van mijn broers en zusters, tot alleen mijn moeder en ik nog over waren. O, wat was ik bang!

Gedurende de daaropvolgende jaren at, werkte en sliep ik dag in dag uit in angst. ’Wanneer zal hij toeslaan?’ vroeg ik mij af. ’En wie is het volgende slachtoffer — Moeder of ik?’

Mijn achtergrond

Om u een beter begrip te geven van wat er daarna gebeurde, zal ik u iets over mijn achtergrond vertellen. Ik ben in 1917 geboren als lid van de Paramaccaner-bosnegerstam op een eiland in de rivier de Marowijne in Suriname. Mijn voorvaders waren den lowenengre, of weggelopen slaven, die het oerwoud in waren gevlucht om daar een moeizaam maar vrij bestaan op te bouwen. Nu, in werkelijkheid was het een leven dat wel vrij was van slavernij aan mensen, maar niet vrij van de demonen.

Het dagelijkse leven in ons dorp werd beheerst door demonen- en voorouderaanbidding. Om anderen te betoveren en ziekte en dood over hun naaste te brengen, bedienden sommigen zich van wisi, zwarte magie, of zij riepen de hulp in van een koenoe, een kwelgeest. Men gelooft dat deze kwelgeesten personen zijn die door een familielid onheus zijn behandeld. Na hun dood keren zij zogezegd naar hun familie terug om wraak te nemen. Maar in werkelijkheid zijn deze kwelgeesten verdorven demonen, die mensen dwingen hen te aanbidden.

Als lid van de Evangelische Broedergemeente, een protestantse kerk, leerde ik ook iets over God. Hoewel ik in het duister gelaten werd over de manier waarop ik hem moest aanbidden, leverde het regenwoud om mij heen mij overvloedige bewijzen dat hij een goede Verzorger is. ’Ik wil een goede God aanbidden, maar niet een kwade geest die lijden veroorzaakt’, redeneerde ik. Ik wist dat kwelgeesten er plezier in hadden hun onwillige slachtoffers dood te martelen.

Stel u voor hoe geschokt ik was toen ik te weten kwam dat vijanden van onze familie een koenoe op ons hadden afgestuurd. Ik was veertien toen hij aan zijn dodelijke opdracht begon. Zesentwintig jaar later waren alleen Moeder en ik nog over.

De eerste confrontatie

Moeder was een harde werkster. Toen zij op een dag naar haar stukje grond liep, werd zij tegen de grond gesmakt en kon niet meer opstaan. De koenoe had mijn moeder gekozen. Haar gezondheid ging achteruit en zij raakte verlamd. Zij had hulp nodig — hulp van mij. Maar ik werd heen en weer geslingerd tussen liefde voor haar en angst voor de demon die bezit van haar had genomen. Tijdens de aanvallen van de koenoe schreeuwde mijn arme moeder echter zo hard van pijn dat ik het niet langer kon aanzien en haar hoofd troostend in mijn schoot legde. Dan kalmeerde zij, maar ik voelde hoe „handen” in mijn lichaam knepen.

Als ik wilde vluchten, begon Moeder weer te huilen. Ter wille van haar bleef ik daarom en verduurde mijn eerste huiveringwekkende confrontatie met deze moordenaar. Ik was toen veertig jaar oud.

De aanvallen worden heviger

Moeder stierf. Slechts drie dagen later hoorde ik een vriendelijke stem zeggen: „Lintina, Lintina, hoor je mij niet? Ik roep je.” Dat was het begin van zo veel ellende dat ik snakte naar een snelle dood.

Eerst viel de demon mij alleen lastig als ik ging slapen. Zodra ik op het punt stond in te dommelen, werd ik gewekt door de stem die praatte over begraafplaatsen en over de dood. Door een tekort aan slaap voelde ik mij zwak, maar ik bleef voor mijn kinderen zorgen.

Later namen de aanvallen van de demon in kracht toe. Verscheidene malen had ik het gevoel alsof hij mij wurgde. Ik probeerde weg te lopen, maar ik kon niet, want er leek een zwaar gewicht op mijn lichaam te drukken. Ik wilde schreeuwen, maar kon geen geluid uitbrengen. Toch weigerde ik mijn aanvaller te aanbidden.

Telkens als ik van een aanval hersteld was, ging ik weer aan het werk om cassave en suikerriet te verbouwen, die ik in een kleine kustplaats op de markt verkocht. Het werd gemakkelijker om in mijn levensonderhoud te voorzien, maar mijn ergste lijden lag nog in het verschiet.

Op zoek naar genezing

Op een dag hoorde ik de onheilspellende stem van de demon zeggen: „Ik zal je buik als een bal laten opzwellen.” Een poosje later zat er een harde klomp in mijn buik die steeds groter werd, totdat ik ten slotte wel zwanger leek. Ik was werkelijk bang en vroeg mij af: ’Kan God, de Schepper, mij helpen van de koenoe af te komen? Kan Hij een goede en sterkere geest sturen om hem weg te jagen?’ Om daarachter te komen, ging ik naar een bonoeman, een toverdokter.

De eerste toverdokter gaf mij tapoes of amuletten, maar de zwelling bleef. Vastbesloten genezing te vinden, trok ik van de ene bonoeman naar de andere — zonder enig resultaat. Tussen die bezoeken in werkte ik weer op mijn land om aan het geld te komen voor het bier, de wijn, de champagne en de lendedoeken waarmee ik de toverdokters moest betalen. Vele malen gaven zij de raad: „Kniel neer voor de koenoe. Smeek tot hem als je meester. Aanbid hem, dan zal hij je verlaten.” Maar hoe kon ik knielen voor een geest die mij martelde en mij wilde doden? Ik kon het niet.

In mijn wanhoop deed ik verder echter alles wat de toverdokters zeiden. Een van hen heeft mij vijf maanden behandeld. Hij baadde mij met kruiden en kneep het sap van elf verschillende planten in mijn ogen — „om ze zuiver te maken”, zei hij als ik het uitschreeuwde van de pijn. Maar aan het eind van de behandeling keerde ik zonder een cent, mishandeld en zieker dan ooit naar huis terug.

„Nu ga je eraan”

Een van mijn zoons, die in Nederland woont, stuurde mij geld om mij in de gelegenheid te stellen naar hulp te blijven zoeken. Daarom zocht ik een arts in de hoofdstad op. Na een onderzoek zei hij: „Ik kan u niet helpen. Gaat u maar naar een bonoeman.” Daarom probeerde ik het met een geestenmedium van Oostindische afkomst — maar weer baatte het niet. Ik ging op weg naar huis, maar kwam niet verder dan de hoofdstad, waar ik mij naar het huis van een van mijn dochters sleepte. Daar stortte ik in — berooid en ziek. Tevergeefs had ik zeventien jaar en 15.000 Surinaamse guldens besteed op zoek naar genezing. Ik was inmiddels 57jaar oud.

Vervolgens dreigde de demon: „Ik heb genoeg van je. Nu ga je eraan.”

„Maar je bent God niet, je bent Jezus niet”, riep ik uit.

„Zelfs God kan mij niet tegenhouden”, antwoordde de demon. „Je dagen zijn geteld.”

Het laatste gevecht

Er gingen enige weken voorbij. Meena, een buurvrouw die volle-tijdbedienaar bij Jehovah’s Getuigen was, vroeg mijn dochter naar mijn toestand en zei: „Je moeder kan wel geholpen worden, maar alleen met de bijbel.” Toevallig hoorde ik het gesprek en liep naar hen toe. Maar voordat ik hen bereikte, werd ik tegen de grond geworpen. Meena kwam haastig aanlopen en zei: „Die demon zal je niet met rust laten. De enige die jou kan helpen, is Jehovah, en niemand anders.” Toen bad zij met mij tot Jehovah God en van die tijd af kwam zij mij geregeld bezoeken. Maar hoe vaker zij op bezoek kwam, des te woester werden de aanvallen van de demon. ’sNachts schokte mijn lichaam zo heftig dat niemand in huis kon slapen. Ik at niet meer en af en toe was ik volkomen buiten zinnen.

Mijn toestand werd zo ernstig dat mijn zoons uit het binnenland kwamen om mij mee terug te nemen naar mijn dorp opdat ik daar kon sterven. Daar ik te zwak was om te reizen, weigerde ik. Maar omdat ik mijn dood voelde naderen, belde ik de Getuige om afscheid van haar te nemen. Aan de hand van de bijbel legde Meena uit dat er, ook al zou ik sterven, toch de hoop op de opstanding was.

„Opstanding? Hoe bedoel je?”

„God kan je tot leven in het Paradijs opwekken”, antwoordde zij. Een straaltje hoop!

Maar nog diezelfde nacht nam de demon bezit van mij. In trance leek ik de koenoe te zien, gevolgd door een mensenmenigte. Hij spotte: „Ze denkt dat ze een opstanding krijgt.” Daarop barstte de menigte in een bulderend gelach uit. Maar toen deed ik iets wat ik nog nooit eerder had gedaan. Ik riep: „Jehovah! Jehovah!” Dat is alles wat ik wist te zeggen. En de demon ging weg!

Weer kwamen mijn zoons en smeekten: „Mama, ga alsjeblieft niet in de grote stad dood. Kom met ons mee naar je dorp.” Ik weigerde, want ik wilde meer over Jehovah leren. „Goed, misschien ga ik toch dood,” zei ik tegen hen, „maar ik zal ten minste de Schepper gediend hebben.”

Als een sterke toren

Meena en andere Getuigen bleven mij opzoeken. Zij leerden mij tot Jehovah te bidden. Zij vertelden mij onder andere over de strijdvraag tussen Jehovah en Satan en over de wijze waarop de Duivel lijden over Job bracht om hem ertoe te bewegen God te verloochenen. Toen ik deze dingen leerde, sterkten ze mij in mijn overtuiging dat ik de demon nooit zou aanbidden. De Getuige las mij een schriftplaats voor die mij dierbaar is geworden: „De naam van Jehovah is een sterke toren. Hier snelt de rechtvaardige binnen en ontvangt bescherming.” — Spreuken 18:10.

Langzaam keerden mijn krachten terug. Toen mijn zoon weer bij mij kwam, vroeg ik hem buiten te wachten. Ik kleedde mij aan en stopte mijn blouse in mijn rok om te laten zien dat de zwelling bijna verdwenen was. Toen liep ik naar buiten.

„Ben jij het Mama Lintina?” flapte mijn zoon eruit.

„Ja, ik ben het, dank zij Jehovah, mijn God!”

Mijn standpunt innemen

Zodra ik weer een beetje kon lopen, ben ik naar de Koninkrijkszaal van Jehovah’s Getuigen gegaan. Daar kreeg ik zo veel aanmoediging van de vrienden dat ik er nooit mee opgehouden ben de vergaderingen te bezoeken. Een paar maanden later ging ik met de Getuigen mee in het openbare predikingswerk. Korte tijd later werd ik gedoopt en werd ik een dienstknecht van Jehovah, mijn liefdevolle Redder. Ik was toen 58jaar.

Er moest echter nog iets gedaan worden. Jaren geleden had ik ginds in het dorp in mijn hut een altaar gebouwd om er offers aan mijn voorouders te brengen. Als ik geestelijk rein wilde zijn, moest ik het vernietigen. Ik vroeg Jehovah om hulp, aangezien mijn daad hevige beroering onder de dorpelingen zou kunnen wekken. Toen ik bij mijn hut kwam en de deur opendeed, schreeuwde iemand: „Pingos!” (Wilde zwijnen!) Een kudde van deze beesten trok over het eiland en ze sprongen in de rivier om naar de overkant te zwemmen. Onmiddellijk stroomde jong en oud het dorp uit om deel te nemen aan deze gemakkelijke jacht. Opgetogen knielde ik om Jehovah voor deze ontwikkeling te danken. Snel sleepte ik het altaar naar buiten, goot er petroleum overheen en stak het in brand. Het altaar was in vlammen opgegaan voordat de menigte terugkwam. Natuurlijk kwamen zij erachter, maar er was niets meer aan te doen. En zo keerde ik met een vredig gemoed naar de hoofdstad terug.

Van ellende tot geluk

Nog meer zegeningen vielen mij ten deel. Mijn zoon in Nederland geloofde niets van de verhalen die hij over mij hoorde en nam het vliegtuig naar Suriname om zelf te zien wat er aan de hand was. Hij was zo blij mij gezond en wel te zien, dat hij een prachtig huis in de hoofdstad voor mij kocht, waar ik nu woon. Wat een verandering heb ik beleefd — van een straatarme slavin van demonen tot een welverzorgde dienstknecht van Jehovah!

Nu, elf jaar na mijn doop, heb ik nog meer reden om dankbaar te zijn. In hun hart getroffen door de vele zegeningen die ik ontving, kregen drie van mijn kinderen en Ă©Ă©n schoonzoon eveneens belangstelling voor de bijbelse waarheid en droegen uiteindelijk hun leven aan Jehovah God op. En telkens opnieuw heb ik mijn ervaringen met het demonisme verteld als broeders en zusters mij meenamen naar hun bijbelstudies die niet de moed konden opbrengen om zich aan de demonen te ontworstelen. Op die manier hebben zelfs die vreselijke jaren nog enig nut gehad voor de Koninkrijksprediking.

Ik heb geen woorden genoeg om mijn dankbaarheid jegens Jehovah, mijn God, tot uitdrukking te brengen. Ik heb beslist zijn almachtige hand ten behoeve van mij gezien. Ja, Jehovah is goed voor mij geweest! — Vergelijk Psalm 18:17-19.

[Illustratie op blz. 7]

Toen Lintina van Geenen probeerde zich aan het spiritisme te ontworstelen, leerde zij dat ’de naam van Jehovah een sterke toren is’

[Illustratie op blz. 9]

Het binnenland van Suriname, waar velen zich in de greep van het spiritisme bevinden

Reacties

Reacties

kaz&Susan

wat een mooie ervaring van Defny's oma!

Charley

Ondanks alle ellende was dit toch een prachtig voorrecht, want nu is Jehovah duidelijk bekend gemaakt.

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!